In welk opzicht lijken de sprekers in beide sonnetten op elkaar?
In zowel Sonnet 18 van William Shakespeare als Sonnet 29 van Edmund Spenser drukken de sprekers hun diepe bewondering en liefde uit voor de onderwerpen van hun gedichten. Ze gebruiken rijke en verheven taal om de fysieke schoonheid, deugden en kwaliteiten van hun geliefden te prijzen. Beide sonnetten benadrukken de kracht van liefde om de beperkingen van de tijd te verdragen en te overstijgen. De sprekers hebben vertrouwen in de onsterfelijkheid van hun liefde en de blijvende impact van hun poëtische eerbetoon. Met hun welsprekende woorden willen ze de schoonheid en waardigheid van hun dierbaren vereeuwigen. Ondanks de specifieke verschillen in beeldtaal en thematiek verbindt het onderliggende gevoel van toewijding en aanbidding de sprekers in beide sonnetten.