Hij wil de vertrouwdheid van het land achter zich laten en aan een nautisch avontuur beginnen, waar de aantrekkingskracht van de zee hem aanspreekt.
Zeekoorts
Ik moet weer naar de zeeën, naar de eenzame zee en de lucht,
En alles wat ik vraag is een groot schip en een ster om haar langs te sturen,
En de trap van het wiel en het lied van de wind en het trillen van het witte zeil,
En een grijze mist op de zee en een grijze dageraad die aanbreekt.
Ik moet weer naar de zee gaan, vanwege de roep van het stromende tij
Is een wilde oproep en een duidelijke oproep die niet mag worden ontkend;
En alles wat ik vraag is een winderige dag met vliegende witte wolken,
En het opspattende water en het uitgeblazen schuim, en het huilen van de meeuwen.
Ik moet weer naar de zeeën, naar het zwervende zigeunerleven,
Naar de weg van de meeuw en de weg van de walvis, waar de wind is als een geslepen mes;
En het enige wat ik vraag is een vrolijk antwoord van een lachende mede-rover,
En een rustige slaap en een zoete droom als de lange truc voorbij is.