Het refrein benadrukt het schaamtegevoel van de verteller en beschrijft hoe hun eigen daden hen tot een punt van zelfveroordeling hebben gebracht. Ze erkennen hun tekortkomingen en voelen zich gevangen in een cyclus van zelfdestructief gedrag, waarbij ze zich onwaardig voelen voor vergeving of verlossing. De teksten brengen een diep gevoel van wanhoop en hulpeloosheid over, omdat het individu de schade erkent die hij zichzelf en mogelijk ook anderen heeft toegebracht.
Door het hele nummer heen is er een verlangen naar verlossing, een verlangen naar verlossing van het interne lijden en het gevoel 'verdrinken in het gewicht van [hun] beslissingen'. De brug biedt een sprankje hoop en drukt de vastberadenheid van de verteller uit om boven zijn verleden uit te stijgen en de duisternis binnenin te overwinnen.
Over het geheel genomen dient ‘Shame’ als een aangrijpende reflectie op het menselijk vermogen tot zelf toegebrachte pijn en de voortdurende strijd om zelfacceptatie en innerlijke vrede te vinden. Het duikt in de complexiteit van menselijke emoties en het gewicht van fouten uit het verleden, en resoneert met degenen die zich overweldigd voelen door hun eigen lasten van schuld en schaamte.