* bijvoeglijk naamwoord: Dit is het meest voorkomende gebruik. Het beschrijft iets dat wordt ontvangen van een ouder of voorouder, zoals "erfelijke rijkdom" of "geërfde eigenschappen".
* werkwoord: Dit beschrijft de handeling van het ontvangen van iets van een ouder of voorouder. Bijvoorbeeld:"Ze erfde een waardevol schilderij van haar grootmoeder."
* Participle: Gebruikt als onderdeel van een werkwoordszin, zoals "het huis is geërfd door haar zoon."
Het is belangrijk om te kijken naar de context van de zin om het deel van de spraak te bepalen.