- "O, dat dit te stevige vlees zou smelten,/ontdooien en zichzelf oplossen in een dauw!" (I.ii.129-130)
- "Maar wee mij, je bent de laatste tijd zo ziek, / Zo ver van vrolijkheid en van je vroegere staat" (I.ii.172-173)
- "De tijd is uit de hand. O vervloekte wrok,/Dat ik ooit geboren ben om het recht te zetten!" (IV188-189)
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van plaatsen waar in Hamlet apostrofs worden gebruikt. Ze worden gebruikt om ontbrekende letters aan te duiden, om de bezittelijke naamval van zelfstandige naamwoorden te vormen en om een samentrekking aan te geven.