1. Scansie :
Begin met het regel voor regel scannen van het gedicht. Scansion omvat het verdelen van een lijn in zijn basiseenheden van ritme, bekend als voeten. Gemeenschappelijke voeten zijn onder meer jambe (onbeklemtoond-benadrukt), trochee (benadrukt-onbeklemtoond), anapaest (twee onbeklemtoond-benadrukt) en dactyl (benadrukt-twee onbeklemtoond).
2. Identificeer de lettergreeppatronen :
Bepaal het aantal onbeklemtoonde en beklemtoonde lettergrepen in elke voet. Markeer de beklemtoonde lettergrepen met een "/" en onbeklemtoonde lettergrepen met een "U".
3. Tel de voeten per lijn :
Bepaal uit hoeveel voet elke regel van het gedicht bestaat. Dit zal je helpen bij het vaststellen van het metrum van het gedicht.
4. Identificeer de meter :
Bepaal op basis van de opstelling van de voeten het metrum van het gedicht. Enkele veel voorkomende meters zijn de jambische pentameter (vijf jamben per regel), de trochaïsche tetrameter (vier trochees per regel) en de dactylische hexameter (zes dactylen per regel).
5. Lijnlengte bepalen :
Tel het totale aantal lettergrepen in elke regel, ongeacht de klemtoonpatronen. Dit geeft je de lijnlengte. Een regel met tien lettergrepen is bijvoorbeeld een decasyllabische regel.
6. Analyseer herhaling en variatie :
Besteed aandacht aan de herhaling of variatie van metrum en regellengte in het gedicht. Dichters kunnen verschillende patronen gebruiken om specifieke effecten te creëren of bepaalde delen van het gedicht te benadrukken.
7. Bekijk het algemene rijmschema :
Let op het rijmschema van het gedicht en let op de patronen van rijmende woorden aan het einde van de regels. Ook het rijmschema kan bijdragen aan de structuur van het gedicht.
Houd er rekening mee dat niet alle gedichten zich houden aan strikte regels voor meter- en regellengte. Sommige gedichten gebruiken mogelijk vrije verzen, die geen consistent metrisch patroon hebben. Houd altijd rekening met de bedoeling, stijl en de algemene betekenis van het gedicht van de dichter bij het analyseren van de metrum- en regellengte.