1. Zijn vermogen om diep na te denken en situaties te analyseren:
- "Zijn, of niet zijn:dat is de vraag." (Act 3, Scène 1)
- "Het geweten maakt ons dus allemaal tot lafaards." (Act 3, Scène 1)
- "Er is niets goed of slecht, maar het denken maakt het zo." (Act 2, Scène 2)
2. Zijn humor en woordspeling:
- "Een schurkachtige toespraak slaapt in het oor van een dwaas." (Act 1, Scène 5)
- "De dame protesteert te veel, denk ik." (Act 3, Scène 2)
- "Meer materie, met minder kunst." (Act 2, Scène 2)
3. Zijn kennis van filosofie en literatuur:
- "Wat een stuk werk is een man! Hoe nobel in rede, hoe oneindig in vermogens!" (Act 2, Scène 2)
- "Twijfel of de sterren vuur zijn; betwijfel of de zon beweegt; betwijfel of de waarheid een leugenaar is; maar twijfel er nooit aan dat ik liefheb." (Act 2, Scène 2)
- 'Waar kunnen we naar terugkeren, Horatio! Waarom kan de verbeelding het edele stof van Alexander niet traceren totdat hij ontdekt dat het een spongat stopt?' (Act 5, Scène 1)
4. Zijn vermogen om anderen te manipuleren en te misleiden:
- "Het is het meest retrograde ten opzichte van ons verlangen." (Act 3, Scène 2)
- "Het stuk is het ding waarin ik het geweten van de koning zal vangen." (Act 2, Scène 2)
- "Ik ben maar gek op noord-noord-west:als de wind zuidelijk is, kan ik een havik van een handzaag onderscheiden." (Act 2, Scène 2)
Deze citaten demonstreren Hamlets snelle humor, diep nadenken en kennis van filosofie en literatuur, die allemaal wijzen op zijn hoge intelligentie en intellectuele capaciteiten.